Voordat ik mijn belofte inlos dat we het deze keer over de tuinvogeltelling gaan hebben, moet ik eerst een uitstapje maken naar het begrip ‘tuin’. Het woord ‘tuin’ is al een oud woord: we kennen het uit Oud-nederlandse, tiende-eeuwse bronnen als ‘tuun’ . Het betekent dan ‘omheining’, wat nog steeds de betekenis van het verwante Duitse woord ‘Zaun’ is. Maar het heeft bij ons een betekenisuitbreiding gekregen naar ‘ruimte die omheind is en waar je de vegetatie aanpast aan jouw wil’. Destijds ging het dan natuurlijk om nuttige, eetbare planten. Die omheining diende om de ‘wilde natuur’ buiten te sluiten en te voorkomen dat allerlei wilde dieren mee kwamen eten. In het Engels is die uitbreiding naar ‘omheinde bewoning’ verschoven: ‘town’, de ommuurde stad.
Eeuwen verder maken we een natuurcrisis mee. De gevreesde natuur van destijds is volkomen teruggedrongen door een soort die zo succesvol is dat hij vergeten is dat die natuur toch echt de basis is van zijn bestaan. Het productieland is uitgeput, de zeeën zijn enerzijds leeggeroofd, anderzijds volgeplempt met afval. Ironisch genoeg is het stedelijke, bebouwde milieu vaak natuurlijker dan wat wij denken dat ‘de natuur’ is. Tuinen, parken, bermen, en nog wat snippers natuurgebied zijn een groen ‘refugium’ (wijkplaats) geworden. Maar ook die staan op allerlei manieren onder druk. Kunnen we het tij nog keren? Wat is daarvoor nodig?
Ik beperk me in deze krantenhoek tot één elementje dat kan helpen: kennis. Hoe is de staat van de natuur? Welke problemen zien we? Wat zijn mogelijke oplossingen? Wij wonen qua natuur in het op Malta na slechtst presterende land van de EU. Maar er is ook een lichtpuntje… Wij zijn ook het land waar burgers (‘citizens’) zich op vrijwillige basis inzetten voor maatschappelijke doelen, van inzet voor sportverenigingen en voedselbanken tot natuurmonitoring. Dáár zijn we Europees kampioen in. Tienduizenden vogelaars, floristen, vleermuizenonderzoekers, insecteninventariseerders en ga zo maar door, brengen die soorten in kaart. We hebben speciale soortenorganisaties, zoals Sovon (vogels), Floron (planten), Ravon (reptielen, amfibieën en vissen), enzovoort.
Dat gebeurt al sinds pakweg 1900 op systematische basis en in deze digitale tijd heeft de databerg ongekende proporties aangenomen. Van vrijwel elke vierkante kilometer weten wij welke (goed waarneembare) soorten er voorkomen, globaal in welke aantallen, en wat de tendensen van voor- en achteruitgang zijn. Ik verwijs u naar Verspreidingsatlas.nl, dat hier al vaak genoemd is. Daar kunt u een indruk krijgen van onze (treurige) biodiversiteit.
Een van de strategieën die de soortenorganisaties inzetten is ‘citizen science’, burgerwetenschap. Laat grote groepen mensen eenvoudig onderzoek doen. Eerder heb ik hier al de Floron-Eindejaarsplantenjacht besproken. Die jaarlijkse actie levert ons veel inzicht op in de uitwerking van de klimaatopwarming op planten. Deze keer breng ik dus de Tuinvogeltelling van Sovon en Vogelbescherming onder de aandacht, een project dat al loopt vanaf 2000. Die vindt komend jaar plaats op vrijdag 29, zaterdag 30 en zondag 31 januari. Wie dat wil, telt op een van die dagen gedurende een half uur de vogels in de eigen tuin en geeft de telling via internet door. Daar kleeft wel het risico van foutjes in bijvoorbeeld de soortsherkenning aan, maar door de grote aantallen van deelnemers en bijgevolg gegevens krijgen we toch een behoorlijk beeld van de vogels die in onze omgeving leven. In de winter zoeken ze onze omgeving ook op.
Vorig jaar kwamen er vanuit Buitenpost 31 lijsten binnen, behoorlijk verspreid over het dorp en het nabije buitengebied en ook in eerdere jaren lag de deelname in Buitenpost in die orde. U kunt de resultaten allemaal nakijken via https://www.vogelbescherming.nl/tuinvogeltelling/resultaten.
Daar kunt u zich ook opgeven.
Alle lijsten zijn ter inzage. U kunt ook vergelijken met de provinciale en landelijke uitkomsten. En de jaarreeksen bekijken. En u kunt natuurlijk meedoen! Aanbevolen!! In het januarinummer, dat pal vóór de telling verschijnt, zal ik verdere, ook praktische informatie geven.
Jan en alleman kan meedoen met eenvoudig wetenschappelijk onderzoek. Dan zal er vast wel eens informatie doorgegeven worden die niet helemaal klopt, maar door de grote aantallen worden de tendensen toch heel duidelijk. Zelfs kinderen kunnen meedoen.
Onze vaste fotografe, Sylvia Jacobi, werkt op basisschool De Fontein. Ze deed vorige jaren mee waarbij haar leerlingen de vogels rond de school turfden. Nu de scholen dicht zijn, biedt ze de leerlingen van internet gehaald lesmateriaal aan zodat ze thuis mee kunnen doen. Fantastisch, wetenschappers in de dop! En de telling is in principe ook kinderlijk eenvoudig: tel op vrijdag 29, zaterdag 30 of zondag 31 januari een half uur lang de vogels in je tuin. Op de site van Vogelbescherming worden zoekkaarten gepresenteerd en wordt uitgebreid informatie gegeven. Het kan haast niet mis gaan… tenminste, als we ons aan de basisregels houden.
Wees eerlijk en leuk de gegevens niet op! Komt vrijwel elke dag de bonte specht wel langs, maar natuurlijk niet in dat halve uur… Hem dan toch maar opschrijven? Nee, niet doen! Het kan met het weer te maken hebben, en dat is nu juist zo’n punt waar dit soort onderzoek ons inzicht in geeft: welke vogels zijn bij welk weer actief. Je moet de tijd doorgeven en de weergegevens zijn gewoon via het KNMI bekend. En je kunt natuurlijk ook pas gaan tellen als die specht zich aandient, dan heb je die alvast. Je mag ook meerdere tellingen doorgeven, dus heb je vrijdags geen specht gezien maar is hij er zaterdags wel, maak dan gewoon een nieuwe telling. En als je per se al je tuinvogels door wilt geven, doe dat dan via de ‘jaarrond tuintelling’. Daar kun je het hele jaar door waarnemingen doorgeven, ook van andere soorten dan vogels trouwens.
Een meeuw die alleen maar overvliegt, is geen tuinvogel. Maar ook: kijk verder dan de pindasilo. Een vogel die rustig in een struik zit, doet wél mee. Kijk ook weer niet al te ver. Zelf kijk ik vanuit huis uit op mijn voederplaats bij de vijver tegenover mijn huis. Maar dat is dus geen tuin. Bij een van de tellingen die vorig jaar vanuit Buitenpost werd doorgegeven werden twee buizerds en twee kerkuilen doorgegeven. Tsja… dat lijkt me toch sterk, dat die zich binnen een half uur in een tuin aandienen. Misschien zaten de kerkuilen in de schuur, maar dat is dus geen tuin. Wel iets om trots/jaloers op te zijn, daar niet van.
Om één uur zie je een tortelduif; die verdwijnt. Om kwart over één is er weer een. Dat zou heel goed de zelfde kunnen zijn, dus je noteert één tortelduif.
De site van de tuinvogeltelling heeft een hele reeks ‘veel gestelde vragen’. Al dit soort kwesties worden daar besproken. Ik haast me erbij te zeggen: maak je ook weer niet al te druk over alle mogelijke do’s en don’ts, maak er vooral een heel plezierig half uur van! Nog één opmerking over gunstige momenten. Houd vooraf de tijden waarop de vogels gewoonlijk actief zijn in de gaten. In mijn tuin zijn sommige soorten, zoals mezen, de hele dag door actief. Maar vinken en groenlingen hebben een patroon van een actieve periode gevolgd door een uurtje rust. Misschien zitten ze dan ergens buiten de tuin gewoon even ‘uit te buiken’. Begin je telling dus pas als er veel activiteit is. Wacht als je graag een lange lijst wilt niet tot zondag, maar doe vrijdags al een telling. Valt die tegen dan heb je zaterdag en zondag nog een herkansing.
Dat is dan weer een voordeel van die lockdown: we zijn veel meer thuis dan gewoonlijk. En nog maar weer ’s: je bent geen winnaar als je een lange lijst bij elkaar smokkelt. Je bent een winnaar als je je ‘wetenschappelijk’ opstelt en jezelf bij tegenvallende resultaten toch weet te beheersen.